De Koran is de basisbron van de Islam, het uitgangspunt van moslims betreffende hun geloof en hun leefwijze. De Islam is gefundeerd op een boodschap ofwel de Koran en niet op een levende persoonlijkheid, ongeacht hoe groot de rol van de uitdrager van de boodschap ook is geweest. Er zijn zowel in het Jodendom als in het Christendom heilige boeken. In tegenstelling tot het Christendom dat gebaseerd is op overtuigingen rondom de persoon van de profeet Jezus, wordt er in het Jodendom en de Islam voorrang gegeven aan heilige geschriften.

Daarnaast is het ontstaan van de collectie van de heilige geschriften van het Jodendom en het Christendom (Het Oude Testament en het Nieuwe Testament) het resultaat van een lange religieuze en historische ontwikkeling. De Islam is echter een religie die vanaf het begin op een boek is gebaseerd, daardoor ligt de grondslag voor de moslims in de informatie en de normatieve wetten vanuit de Koran en de Soenna.

Omdat de Koran chronologisch gezien na andere goddelijke boeken zoals de Tawrāt, de Zabūr en Injīl is geopenbaard en de religie niet als een nieuw en totaal ander geloof dan de voorgaande geloven presenteert, maar geloof definieert als een eindresultaat van de goddelijke leer die sinds profeet Adam door alle profeten is verkondigd, heeft de Koran een alomvattend karakter en stelt hij het geloof in de eerdere profeten als voorwaarde (zie bijv. al-Nisâ, 4/136). De Koran vermeldt immers dat voorheen door Allah vele profeten zijn gezonden en aan hen boeken of geschriften zijn gegeven. Van deze boeken noemt de Koran Abraham’s geschriften, de aan profeet Mozes gegeven Thora, de aan profeet David gegeven Psalmen en het aan de profeet Jezus geïnspireerde

Evangelie bij naam en met de uitdrukking “Boeken van hen die eertijds waren” (al-Shuʾarāʾ, 26: 196) verwijst hij zelfs naar de eerdere heilige teksten.

Naast de gedetailleerde informatie over de Thora en het Evangelie bevat de Koran vele verhalen en thema’s die in deze boeken voorkomen, bevestigt en herhaalt hij de universele normen in deze boeken en vermeldt hij tot hoeverre de inhoud van de eerdere boeken hun oorspronkelijke vorm hebben behouden en in hoeverre onderwerpen aan veranderingen onderhevig zijn geweest (zie in het bijzonder al-Baqara, 2: 89, 136; Āl Imran, 3: 3, 84; al-Māʾida, 5: 48; al-Anʿām, 6: 92; al-Hadid, 57: 26-27). Zodoende stelt de Koran aan de ene kant met zijn normatieve wetten, aangaande de Mensen van het Boek (Ahl al-Kitaab) en hun heilige teksten, de basisprincipes vast voor de moslims in hun betrekkingen met joden en christenen en vormt hij voor hen de fundamentele informatiebron. Aan de andere kant heeft de Koran het de joden en de christenen ertoe geïnspireerd om de Koran intensief te bestuderen.

Tussen Koran en Bijbel zijn naast overeenkomsten qua inhoud en stijl ook belangrijke verschillen te constateren. De Bijbel bestaat uit teksten van verschillende literaire vormen, die door meerdere schrijvers in verschillende tijden zijn geschreven. Er zijn in de Bijbel naast geschiedenisteksten ook religieuze normen, filosofische dialogen, tekstgedeelten over wijsheid en gebeden. De meeste stukken in de Bijbel zijn niet geschreven door de personen naar wie ze genoemd zijn; daarnaast wordt soms meer dan één hoofdstuk toegeschreven aan een bepaalde schrijver. De Evangeliën zijn door verschillende schrijvers geschreven biografische boeken die het leven van profeet Jezus beschrijven en bevatten de informatie die deze schrijvers hebben gezien, gehoord en via andere bronnen hebben achterhaald (zie Lucas, 1: 1-4).

De Koran echter is anders dan het Oude en Nieuwe Testament; hierin is God continu de spreker, omdat de openbaring rechtstreeks van Allah of zijn engelengezant komt; de toegesprokenen zijn de Profeet, groeperingen van andere geloofsgemeenschappen en de mensen in het algemeen. In de Bijbel worden de gebeurtenissen doorgaans in de derde persoon verteld. Daarnaast worden de gebeurtenissen verteld in dimensies van tijd en plaats. Zo vertelt het oude Testament over de geschiedenis van de Kinderen van Israël en het Nieuwe Testament over het leven en handelingen van Jezus en de apostelen. Deze teksten verkrijgen op die wijze de teneur van een geschiedenisboek of een biografie.

De Koran is fundamenteel een boek voor leiding en geen geschiedenisboek. Hij heeft niet het doel om de historische gebeurtenissen in chronologische volgorde weer te geven, maar om boodschappen te geven aan de toegesprokenen, met voorbeelden uit de geschiedenis. Om deze reden worden de gebeurtenissen in de Koran zonder een bepaling van tijd en plaats weergegeven, er wordt geen afstand gecreëerd tussen de gebeurtenissen en de lezer. Het was noodzakelijk dat de Koranopenbaring, na zijn komst naar de profeet Mohammed direct verkondigd, toegepast en geïntegreerd diende te worden in het dagelijkse leven. Tengevolge hiervan was het niet mogelijk dat de profeet Mohammed het verkondigen van de openbaring uitstelde, om zo de verzen te ordenen tot een literaire tekst en daarna in boekvorm samen te stellen en door te geven. Het doel van de Koran, te leiden en te onderwijzen, werd op deze wijze het beste gewaarborgd; aan de wijze van openbaren lijkt de wijsheid van de geleidelijke openbaring immers ten grondslag.

Naast de verschillen tussen de Koran en de Bijbel, zijn er in de eerste plaats in verhalen in sommige thema’s overeenkomsten en parallellen. Vooral in de schepping van het universum en de mens, de uitzetting vanuit het Paradijs, de zondvloed van Noah, de profeet Abraham, Isaac en Jacob, de geschiedenis van de Kinderen van Israël (Banū Isrāʾīl) , de profeet Jozef, de profeet Mozes en zijn strijd tegen farao, de exodus uit Egypte, het leven van de Israëlieten in het woestijn, hun aanbidding van de kalf, Saul, David en Solomon, de verkondigingen van verscheidene profeten, Zacharias en zijn zoon Johannes, Maria en haar zoon Jezus en de apostelen zijn gemeenschappelijke onderwerpen in de Koran en de Bijbel. De verschillen en overeenkomsten in deze thema’s hebben de joden en de christenen ertoe aangezet om diverse beweringen de wereld in te sturen en commentaren te leveren. Ondanks het feit dat de Koran beter is behouden, in zijn originele en authentieke vorm onze tijd heeft bereikt en dit met objectieve criteria is vastgesteld, bepleiten zowel de joden als de christenen dat de basisbron van de Koran hun heilige teksten moeten zijn. Ze nemen hun heilige teksten als norm en van daaruit beoordelen ze de Koran en geven ze kritiek.

Dit soort van beweringen heeft doorgaans twee redenen. De eerste is de joodse afwijzing van het later gekomen Christendom en de Islam, en de christelijke acceptatie van het Jodendom en de christelijke visie van het als ongefundeerd beschouwen van de Islam. Dit alles ondanks het reële gegeven dat het islamitische geloof de joodse en christelijke heilige boeken en profeten bevestigt. De tweede reden is de manier van openbaring van de Koran, die sterk afwijkt van die van het ontstaan en de documentatie van de Thora en vooral van de Evangeliën. Hierdoor hebben sommige islamologen met joodse en christelijke achtergronden beweerd dat de Koran van de Bijbel en andere joods-christelijke bronnen moet zijn afgeleid en hebben zij geprobeerd om deze beweringen te steunen met aannames, omtrent het waarheidsgehalte waar ze zelf trouwens allesbehalve overeenstemming hebben bereikt.

Aangezien bepaalde standpunten van de Koran, zoals die ten opzichte van de onjuistheid van de drie-eenheid, het profeetschap van Jezus in plaats van god of zoon van God en de ontkenning van zijn kruisiging in strijd zijn met hun eigen geloofsleer, hebben de christelijke apologeten vanaf het begin beweerd dat de Koran niet het resultaat is van goddelijke openbaring, maar door Mohammed is geschreven. De kijk van de christenen op de Koran is door de geschiedenis heen doorgaans negatief geweest: hun beweringen steunen volgens islamitische geleerden en onderzoekers niet op juiste informatie, maar op subjectieve motieven en aannames. De christelijke critici van de beginperiode zoals Johannes van Damascus (gest. 750), Theodore Eboe Qorra (gest. 825) leefden in een islamitische omgeving en hierdoor was hun kritiek meer gebaseerd op hetgeen ze van de moslims leerden dan op de tekst van de Koran. De byzantijnse theologen die de Islam bekritiseerden waren echter gedwongen om zich te baseren op de tekst van de Koran om het geloof van hun vijanden te leren kennen, omdat ze geen rechtstreeks contact hadden met moslims.

Eén van de fundamentele verschillen tussen de Koran en de Bijbel is dat rondom de persoon van Jezus en het begrip van openbaring. Het is immers duidelijk dat de profeet Jezus in de Koran en daardoor in de islamitische geloofsleer een andere persoon is dan de Jezus van het christelijke geloof. De Jezus in de Islam is een mens en een profeet; zoals alle andere profeten voor hem heeft hij de openbaring, die hij van Allah kreeg, aan de mensen overgebracht en tijdens zijn leven gestreden tegen kwaadheden zoals onrecht en alle soorten van associatie van God met iets anders. De Jezus in de christelijke traditie is een goddelijk wezen, de goddelijke Zoon in menselijke gedaante op aarde voor de verlossing van de mensen, de reddende Messias. Er is geen sprake van enig verband tussen de goddelijke Zoon, de Messias in de christelijke leer en de profeet Jezus in de islamitische leer.